Gelukkig nieuwjaar!

Afbeelding van Heiko Stein via Pixabay

Vroeger wilde ik nostalgisch worden, sentimenteel zelfs, zo tegen het einde van het jaar. De laatste keer boodschappen doen, de laatste keer naar het werk, het is een schier eindeloze lijst van laatste keren. Na verloop van tijd werd ik wijzer, na die laatste volgen vele eerste keren. Als het nieuwe jaar eenmaal is aangebroken, mag nostalgie en sentiment plaatsmaken voor hoop. Als de rook van het verboden vuurwerk is opgetrokken, de restjes van oudjaarsavond zijn opgeruimd en de oliebollen verteerd zijn, kan het nieuwe jaar beginnen!

Het is een tijd van nieuwe kansen, nieuwe mogelijkheden. Al bijna twee jaar gaat het over weinig anders dan over de dreiging die maar steeds terugkomt, die misschien nooit weggaat en onze wereld heeft doen krimpen. Voor sommigen is die wereld groot genoeg, anderen zoeken het liever elders. Of het een vlucht is of niet, de behoefte is er, en zal niet krimpen. Ook als we corona buiten beschouwing laten, zijn er genoeg kansen. Je hoeft overigens niet op het nieuwe jaar te wachten om een nieuw begin te maken, of verder te gaan als alles naar wens gaat.

Het is ook een tijd van goede voornemens. Die kerstkilo’s willen we wat graag kwijt, meer bewegen zou geen kwaad kunnen, gezonder eten is eigenlijk ook best wel een idee. Je kunt je voornemen wat je wil, de wil om het anders te doen, dat is waar het om gaat. Het enige voornemen dat je nodig hebt, is dan ook helemaal geen voornemen. Het kan simpelweg genoeg zijn een ander pad in te slaan, je best te doen en te zien waar het je brengt.

Het is een tijd van beste wensen. Je collega’s, familie, vrienden, de buren, we hebben het maar druk om iedereen de beste wensen over te brengen. Eén dilemma hoeven we niet te vrezen: wel of niet kussen, een welgemeende handdruk en/of een knuffel? Dat is niet van toepassing, op anderhalve meter afstand, we houden het bij een welgemeende boks.  Wat kun je iemand wensen? Geluk, liefde, rijkdom of toch vooral gezondheid? Allemaal goede wensen, voor de een is gezondheid de allergrootste rijkdom, anderen koesteren de dierbare, mooie mensen in hun omgeving. Wat het beste is, is zeer persoonlijk.

Het allerbeste dat we elkaar kunnen wensen, in de woorden van Tisjeboy Jay, is precies wat je nodig hebt, om te komen waar je hoort te zijn.

Gelukkig nieuwjaar!

Eenzame kerst

Afbeelding van Emilian Robert Vicol via Pixabay

Eerst ging er één cherrytomaatje vandoor, daarna nog een. En nog een. En nóg een! We kwamen handen te kort, de kassière en ik, om alle tomaatjes weer in het gareel en in het doosje te krijgen. Vervolgens ging de citroen ervantussen, een enkele wortel en de avocado waagden ook een ontsnappingspoging. Tevergeefs, uiteindelijk belandden ze stuk voor stuk in mijn boodschappentas, met als bestemming de koelkast. Tot het moment daar is, en ze veranderen in een culinair hoogstandje. Althans, dat is de bedoeling.

‘Het lijkt wel alsof ze voelen dat Kerst eraan komt’, zei ik tegen de kassière. Een beetje spanning, met Kerst in aantocht, dat geeft al genoeg spanning. Normaal is het al een heel gedoe, bedenken wat er op het menu komt te staan, wie er wanneer op bezoek komt of waar we naartoe gaan (twee kerstdagen zijn véél te weinig!) en dan moet het mooie servies en tafelzilver ook weer tevoorschijn gehaald worden, én gepoetst. Dit jaar vallen de kerstdagen niet bepaald gunstig, als je even bij wil komen van alle (in)spanning, moet je een vrije dag opnemen. Om het verhaal helemaal af te maken, is er de dreiging van een totale lockdown, die als u dit leest al realiteit is geworden.

Ook dit jaar werpt corona een zware schaduw over alles, niet alleen Kerstmis. Ook dit jaar is de vraag of we de voorschriften negeren en onze huizen vol stromen. Ook dit jaar is het wellicht lonely this Christmas, zoals Mud in 1974 zong. Dat het niet is zoals voorheen, dat moge duidelijk zijn. Of dat een beletsel is om er iets van te maken, is een ander verhaal. Met een bord boerenkoolstamp kijken naar één van de vele zoetsappige kerstfilms die op TV zijn, kan ook gezellig zijn. Het maakt niet uit wat je eet, maar wel met wie. Al maak je mij bepaald niet blij met boerenkoolstamp.

Kerst in je eigen gezinsbubbel kan ook heel gezellig zijn, ik maak me alleen zorgen over degenen die alleen in bubbel zitten, of (groot) ouders die hun (klein)kinderen niet mogen zien of knuffelen. Als corona ons iets geleerd heeft, is dat je op verschillende manieren op afstand ook samen kunt zijn. Ook al is dat geen alternatief voor elkaar ‘live’ te zien, horen en aanraken. Wie weet kan het volgend jaar allemaal wel.

Wat een gedoe, Kerst in coronatijd. We zouden allemaal wel willen ontsnappen, net zoals mijn cherrytomaatjes.

De beloning

Er staan best veel auto’s, zie ik als ik aan kom rijden bij de bloedbank. Meer als ik verwacht had, meer als ik gehoopt had. Beducht voor een flinke mensenmassa ga ik naar binnen, het lijkt zowaar mee te vallen. Eerst mijn handen ontsmetten, dan meld ik me aan. De dame achter de balie kijkt terloops naar mijn pas vernieuwde rijbewijs, de meegebrachte oproep is al identificatie genoeg. De bevestigingsmail dat ik de (online) coronatest met goed gevolg afgelegd heb, vindt ze interessanter. ‘Ik zie graag die groene vinkjes’, zegt ze.

Uit mijn ooghoek zie ik ze al liggen, glimmend en roze. Nu nog niet, het is nog te vroeg. Straks pas, achteraf, als beloning. Eerst de formaliteiten afhandelen. Zoals het gebruikelijke formulier invullen, in rap tempo zet ik de vinkjes. Nee, ik heb geen transfusie gehad, heb geen tattoo laten verwijderen, ik blijf zo ver mogelijk weg bij naalden (behalve als ik hier kom), ik ben niet in het buitenland geweest, etc. Na een aantal keren weet je de vragen wel, de antwoorden zijn altijd hetzelfde. Gelukkig maar.

Dan de keuring, de arts vraagt mijn geboortedatum, ter controle. Gelukkig, ik weet ‘m nog. Dan een prikje in mijn vinger, om het ijzergehalte te meten. Wéér een tien! Mijn bloeddruk is ook prima, ik ben er klaar voor. Een bed is gauw gevonden, voor ik het weet, lig ik al te wachten op wat komen gaat. Eén van de medewerkers komt op me af.  ‘Welke arm wilt u?’, vraagt ze. Rechts, links zijn de aders moeilijk te vinden, op de een of andere manier. Eventjes inwrijven met een beetje alcohol, vervolgens frutselt ze aan het een en ander, nog een keer inwrijven, als alles is klaargelegd wrijft ze nog een keer in, vóór de naald erin gaat. In mijn ader glijdt, als het ware, meestal gaat het moeizamer.

In no-time is het zakje vol, een halve liter ben je zó kwijt. Eventjes het watje op het wondje houden, dan gaat het verband erom. Het klinkt misschien gek, voor mij voelt het altijd een beetje stoer. Dan sta ik weer op, op weg naar mijn beloning. Natuurlijk, ik doe dit omdat het een goed doel is, bloed geven. Daar ben ik bepaald niet de enige in. Hoe goed het doel ook is, als ik eerlijk ben, is dat niet waar het mij om gaat.

Ik kom voor die heerlijke, glimmende, roze glacé koek. Dat is mijn beloning!

Foto: Luc van de Wiel

Scheve schaats

Afbeelding van Manfred Richter via Pixabay

In mijn jeugd hadden we ’s zomers schoolzwemmen. In de winter had mijn school iets leuks bedacht: in plaats van zwemmen gingen we schaatsen. Voor mij was het de eerste keer dat ik schaatsen onderbond, in mijn geval twee smalle stukjes hout met een bot stukje metaal erin. Als je al niet bepaald een geboren evenwichtskunstenaar bent, zoals ik, ben je gedoemd om een scheve schaats te rijden.

Met enige terughoudendheid begaf ik me op het ijs. Was het mijn verbeelding, of begon het meteen vervaarlijk te kraken? Diep kun je niet zakken, op een kunstijsbaan. Ik keek naar de schaatsers op de baan, die schijnbaar moeiteloos over het ijs gleden, sierlijk pootje over deden om de bochten door te komen, om vrijwel zonder snelheid verloren te hebben verder te gaan. Het leek zo eenvoudig, kijkend naar deze ijskunstenaars. ‘Dat moet ik toch ook kunnen?’ dacht ik overmoedig.

De geest was gewillig, mijn lichaam vertrouwde de zaak niet helemaal. Mijn benen trilden, voorzichtig schoof ik eerst het ene been, daarna het andere in voorwaartse richting. Schraap, schraap, dat was het resultaat. De terreinwinst? Een paar centimeter. Dat was nog niet het ergste. Ik stond al wankel op mijn benen, de schaatsen maakten het er bepaald niet beter op. Of het aan de botte schaatsen lag, of aan mijn gebrek aan atletisch vermogen, het schoot niet echt op. Enfin, u raadt het al: schaatsen is nooit mijn hobby geworden.

Maar toch. Als Koning Winter zijn intrede doet, al het water van vijver tot kleine of grote plas in ijs veranderd, dan wordt de roep van de natuur te sterk. Tijdens een heerlijke winterse wandeling waagden mijn lief en ik ons voorzichtig op het ijs, elkaar stevig vasthoudend. ‘Kijk, we lopen op water’ zei ik jolig. Een gevalletje oneerlijke concurrentie, moet ik bekennen. In ons geval was het water stijf bevroren. Met een mengsel van bewondering en afgunst keek ik naar jong en oud, sierlijk rondzwierend op het ijs, af en toe achteruit schaatsend. Ik had urenlang kunnen kijken, als het niet koud was. Ik zou dat ook wel willen, zo sierlijk over het ijs dansen. Helaas, ik moet mij beperken tot het laten dansen van woorden op papier.

Het duurt altijd maar even, het ijsplezier. De dooi komt er alweer aan, wie weet hoelang het duurt tot de volgende keer dat we weer kunnen. Wie weet krijg ik nog wel weer eens een kans, om een scheve schaats te rijden.

Sneeuwjacht

Foto: Luc van de Wiel

Het KNMI had ons al gewaarschuwd. Het zou gaan sneeuwen, ijzelen en het zou koud worden. De harde, snijdende oostenwind zou leiden tot sneeuwjacht. Hoewel ik een dergelijke waarschuwing niet in de wind wil slaan, is het altijd afwachten wat ervan terechtkomt. Dat er sneeuw zou gaan vallen, zoveel was zeker. Maar hoeveel?

Met een hoopvol gevoel stond ik zondagochtend op. En ja hoor: er lag een behoorlijk pak sneeuw. Onze tuin, bomen, struiken en auto’s, ze waren bedekt met een aardig laagje sneeuw. Op alle daken lag ook sneeuw, tegen schoorstenen en muren van naastgelegen huizen waren kleine sneeuwduinen zichtbaar. Het sneeuwde nog steeds, maar heel licht. Kleine, bijna niet zichtbare volkjes dwarrelden naar beneden, af en toe ruw terzijde geschoven door een windvlaag, die de sneeuw van de daken blies, en opklopte tot een mini-sneeuwstorm. De wind die sneeuw voor zich uitjaagt, dat is wat de KNMI een sneeuwjacht noemt. Ook al sneeuwt het niet meer, als de wind de sneeuw op doet stuiven, merk je het verschil niet.

De wind was koud, en ging door merg en been. Het liet menigeen bepaald niet Siberisch, massaal trokken mensen erop uit, met de slee met daarop de kinderen achter zich aan. De taferelen waren nog winterser dan een paar weken daarvoor, het bruidskleed nog witter. De lucht was nog zwangerder van nog meer sneeuw. De lente, het huwelijk tussen winter en zomer, het leek een moetje te gaan worden.

Aan het ontbijt zaten we te dubben. Ook wij wilden naar buiten, het winter wonderland in. Zouden we dat ’s ochtends doen, of na de middag? Het leek erop dat het de hele dag zou blijven sneeuwen, op een pauze hoefden we niet te wachten. Het witte tapijt, dat zelfs de grauwe lucht helderder doet lijken, het lokte ons naar buiten. Dik ingepakt, de Siberische ijsmuts op het hoofd, waagden we ons naar buiten. Op vele plekken waren kinderen met sleeën in de weer, af en toe vlogen er sneeuwballen door de lucht. Ik durfde te wedden dat veel mensen de (langlauf)ski’s uit het vet gehaald hadden. Moeder natuur zal gedacht hebben: als de mensen niet naar wintersport kunnen, haal ik de wintersport wel naar hier!

Net op het moment dat we twijfelden of we ooit nog sneeuw zouden zien in ons land, op het moment dat we niet zelf op sneeuwjacht konden gaan in winterse gebieden, maakt Koning Winter alsnog zijn entree. Ik moet zeggen: het was een grootse, indrukwekkende entree!

Richtingsgevoel

Afbeelding van Robert Karkowski via Pixabay

Het was al bijna donker, toen ik naar huis ging. Een waterige maan scheen voorzichtig door de dunne bewolking, ter verwelkoming. Het was verder helder weer, het dunne maantje zou me dus begeleiden op weg naar huis. Een weg die ik al vele malen heb afgelegd, ik zou het traject bij wijze van spreken met mijn ogen dicht kunnen afleggen. Uit veiligheidsoverwegingen doe ik dat maar niet, overigens. Maar goed ook, een goed functionerend richtingsgevoel heb ik niet.

Moe maar voldaan ging ik op weg naar huis. Eerst had ik de maan aan mijn linkerzijde, dan weer rechts, niet zo vreemd als je dan weer links, dan weer rechtsaf slaat. Of was het andersom? Enfin, al snel kwam ik bij de N279, een rechte weg langs het kanaal. Dat dacht ik, tenminste. Ook nu wisselde de maan regelmatig van kant, alsof ze het af en toe eens van de andere kant wilde bekijken. Of wilde kijken wat nou mijn goede kant is. De rechte lijn bleek aardig krom, mijn richtingsgevoel zweeg in alle talen. Dat is overigens bepaald niet uitzonderlijk, mijn richtingsgevoel is over het algemeen weinig spraakzaam. Als je de weg al kent, is het ook geen probleem.

Het geeft wel te denken. Ik zou geen succes zijn als trekvogel, een goede zalm zou ik evenmin zijn. Waar de rest al halverwege de rivier zou zijn waar we allen uit het ei gekropen zijn, zou ik nog midden op de oceaan rondzwemmen, me vertwijfeld afvragend waar de rest gebleven is. Nee, waarschijnlijk zou ik zo slim zijn simpelweg de rest achterna te zwemmen. Om me bij iedere waterval of andersoortige hindernis af te vragen waar we het allemaal voor deden. Iemand anders achterna, dat is voor mij dé overlevingsstrategie, als ik me in den vreemde bevind. Meestal ben ik dan in gezelschap van mijn lief, die in ons team de navigator is. De naald in haar kompas wijst wel trouw naar het noorden, zij weet wel feilloos op te lepelen welke afslag of straatje naar links/rechts we moeten nemen, waar ik op elk kruispunt radeloos in alle richtingen kijk, op zoek naar iets herkenbaars. Zij houdt mij op het rechte pad, mag je wel zeggen.

De weg naar huis wist ik wel te vinden, toen ik thuis uitstapte, scheen de maan nog steeds, nu aan mijn rechterzijde. ‘Heb ik je maar mooi thuisgebracht, ondanks je gebrek aan richtingsgevoel’, leek ze te zeggen.

Het Pippi Langkous principe

Afbeelding van Press 👍👍 Love you 💖 via Pixabay

Pippi Langkous, wie is er niet mee opgegroeid, als je in de jaren ’60 of ’70 geboren bent. Een eigenwijze, eigengereide maar vooral zeer zelfstandige jongedame. Een voorbeeld voor menig meisje, omdat ze zich alleen prima wist te redden en zelfs belagers, die het op haar goudstukken gemunt hadden, eenvoudig af wist te slaan. Een sterk meisje dus, zowel letterlijk als figuurlijk, dat haar paard zo boven haar hoofd kon tillen, met één hand!

Pure nostalgie, die zomaar in me opkwam, geen idee waarom. Ik stond achter de kookplaat, een heerlijke maaltijd te bereiden voor twee hongerige dames. Opschieten geblazen dus, geen tijd te verliezen! Koken is een liefhebberij van me, een die ik met de paplepel ingegoten gekregen heb. Zo rond mijn vijftiende moest ik eens per week koken, als mijn moeder naar mijn oma ging. Gretig zocht ik lekkere recepten, zonder me te bekommeren om de moeilijkheidsgraad. Ik ben niet bang mijn handen vies te maken, al was ik ze wel regelmatig. Om er veel werk van te maken, schrikt me evenmin af. Als het resultaat maar is dat je je vingers erbij aflikt!

Soms weet ik niet van tevoren hoe het uitpakt, puur op intuïtie voeg ik ingrediënten toe of vervang ze. Zo ook deze keer, ik besloot een roux te maken in plaats van bindmiddel. Makkelijker gezegd dan gedaan, een roux is vooral een kwestie van geduld, niet te snel willen gaan, en roeren. Vooral véél roeren! Het resultaat was ernaar, als ik de goedkeurende geluiden van mijn tafelgenoten mocht geloven. ‘Wat hebben we een geluk dat jij zo lekker kan koken’, zei de een tegen mij. ‘Dank je’, stamelde ik bescheiden. Het blijft moeilijk voor me, om een compliment in ontvangst te nemen. Het toetje viel ook in de smaak, al moet ik bekennen dat ik dat niet zelf gemaakt had. Wel zelf gekocht! Dat het toetje in goede aarde viel, was niet zo vreemd als je twee dames als disgenoot hebt: het was een lava cake, met in het midden gesmolten chocolade. Een spekkie naar hun bekkie!

‘Ik vind het zo knap’, zegt de andere dame tegen me. ‘Je durft gewoon een gerecht te serveren dat je nog nooit eerder geprobeerd hebt’. Weer gloeiden mijn wangen bij zo’n mooi compliment. ‘Ach’, zei ik quasinonchalant, ‘Ik ga uit van het Pippi langkous principe: ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan!’

Een wit bruidskleed

Afbeelding van Free-Photos via Pixabay

Winter, het is volgens mij het minst populaire seizoen. Lente, ja, dan ontkiemt het leven en wordt alles weer groen. Zomer, zeker, dan is het lang licht en warm. Herfst, dan kleurt de natuur zo prachtig, vlak voor de winterslaap. Maar winter? Het is koud, guur en dan ook nog eens donker. Winter, veel mensen slaan dit seizoen liever over, het liefst zouden zij willen vluchten, de zon achterna. Helaas, vluchten kan niet meer, in deze tijden van lockdown.

Of we willen of niet, we moeten de winter doorstaan, voordat de lente weer aanbreekt. Leven zonder seizoenen, als het altijd ongeveer even warm is, en winter alleen betekent dat het regelmatig ongenadig hard regent, dat is ook niet alles. Winter kan ook mooi zijn. Als er een waterig zonnetje schijnt, dat de bomen en huizen oplicht en een beetje warmte schenkt in kille tijden. Als de lage zon lange schaduwen werpt, als de opkomende zon de rijp op de bladeren en takken verandert in kleine lichtbolletjes, die als prisma’s het licht in alle windrichtingen verstrooien. De wind snijdt door je wangen, je duikt extra diep weg in je jas, maar als de zon je gezicht verwarmt, is het genieten.

De mooiste dagen zij het zeldzaamst, dagen dat er sneeuw valt, en de sneeuw nog blijft liggen ook. Dagen dat de lucht grijs is, en naadloos overgaat in het grijs van de gestaag vallende sneeuwvlokken. Als de grijze, grauwe lucht weer is opgeklaard, ligt er een prachtig wit tapijt, dat alles bedekt. Het lijkt  alsof we in een winters tafereel terecht zijn gekomen, geschilderd door Anton Pieck. Het heeft iets magisch, het heeft iets van onbedorvenheid.

Het witte tapijt ligt als een deken van stilte over de wereld, die tot rust lijkt te komen. Op drukke wegen blijven auto’s langsrazen, al rijden ze wel iets voorzichtiger. Spelende kinderen, die sneeuwballengevechten houden, sleetje rijden of een sneeuwpop aan het maken zijn, doorbreken de stilte. Het zijn mooie beelden, die ik voor altijd in mijn geheugen wil prenten. Het knisperen van de sneeuw, is er een mooier geluid? De eerste voetstappen in de maagdelijk witte sneeuw, het blijft bijzonder, hoe vaak je het ook meemaakt. Zeker als die momenten steeds zeldzamer worden.

Het is als een wit bruidskleed, dat moeder natuur speciaal voor ons heeft aangetrokken. Om zich alvast voor te bereiden op de lente, het huwelijk tussen winter en zomer.

Verbijstering

Afbeelding van David Mark via Pixabay

Ik zag het, vlak voordat we een film zouden gaan kijken. ‘Zo meteen een extra journaal’, was de boodschap. Een verzwaring of verlenging van de lockdown, vermoedde ik. Tot mijn verbazing zag ik dat het ging om iets heel anders, de bestorming van het Capitool, het Amerikaanse parlement. De verbazing sloeg om in verbijstering, bij het gadeslaan van de gebeurtenissen. Een man, met ontblote borst en een bizonvel op zijn hoofd (compleet met hoorns), een man met een doodskop op zijn T-shirt en de slogan ‘Camp Auschwitz. Work brings freedom’, het was een bonte mengeling van fans van Trump. Van aanhangers van complottheorieën tot rechts-extremisten, ze drongen het heilige der heiligen van de Amerikaanse democratie binnen, en lieten een chaos achter.

De hele wereld was zo’n beetje verbijsterd, verontwaardigd, boos! Amerika, het symbool van westerse democratie, werd gegijzeld door een stelletje gekken, die erop uit leken die democratie omver te werpen. Een poging die averechts lijkt te werken, de steun voor Trump lijkt steeds meer af te brokkelen, er werd zelfs gesproken over een afzettingsprocedure. Of het zover komt, is de vraag. Een betere vraag is: hoe kon het zover komen?

Dan heb ik het niet over het falen van de politie in Washington DC, die ondanks de voortekenen én de oproep van Trump ‘Stop the steal’ overduidelijk niet voorbereid was op wat ging gebeuren. Hadden ze dat kunnen, nee móéten weten? Ondanks alle uitspraken van Trump, ondanks de veelheid aan voortekenen, kon ik in elk geval niet geloven dat het daadwerkelijk zou gebeuren. Totdat het gebeurde. Een veel interessantere vraag is wat Trump en zijn aanhangers beweegt om te doen wat ze doen.

Wat er omgaat in de hoofden van deze mensen, ik weet het niet. Ik weet ook niet of ik het zou willen weten, of ik rond zou willen kijken in de donkere krochten van hun gedachten. Wat ik wel weet, is dat er veel onbegrip is, woede zelfs. De Trumpaanhangers zien hun acties als legitiem, noodzakelijk zelfs, ze zijn bereid alles te doen om hun doel te bereiken. Als we niet kijken naar wat hen drijft, wat hen zo heeft gemaakt, zal het probleem niet verdwijnen. Dan kan er zo maar weer een Trump president worden, dan kan het zomaar zijn dat er weer een bestorming plaatsvindt, of dat er daadwerkelijk een burgeroorlog losbarst.

Als we niet leren van de geschiedenis, zijn we gedoemd haar te herhalen. Dat zou nog het meest verbijsterend zijn.

Verbijstering

Afbeelding van Myriams-Fotos via Pixabay

Ik zag het, vlak voordat we een film zouden gaan kijken. ‘Zo meteen een extra journaal’, was de boodschap. Een verzwaring of verlenging van de lockdown, vermoedde ik. Tot mijn verbazing zag ik dat het ging om iets heel anders, de bestorming van het Capitool, het Amerikaanse parlement. De verbazing sloeg om in verbijstering, bij het gadeslaan van de gebeurtenissen. Een man, met ontblote borst en een bizonvel op zijn hoofd (compleet met hoorns), een man met een doodskop op zijn T-shirt en de slogan ‘Camp Auschwitz. Work brings freedom’, het was een bonte mengeling van fans van Trump. Van aanhangers van complottheorieën tot rechts-extremisten, ze drongen het heilige der heiligen van de Amerikaanse democratie binnen, en lieten een chaos achter.

De hele wereld was zo’n beetje verbijsterd, verontwaardigd, boos! Amerika, het symbool van westerse democratie, werd gegijzeld door een stelletje gekken, die erop uit leken die democratie omver te werpen. Een poging die averechts lijkt te werken, de steun voor Trump lijkt steeds meer af te brokkelen, er werd zelfs gesproken over een afzettingsprocedure. Of het zover komt, is de vraag. Een betere vraag is: hoe kon het zover komen?

Dan heb ik het niet over het falen van de politie in Washington DC, die ondanks de voortekenen én de oproep van Trump ‘Stop the steal’ overduidelijk niet voorbereid was op wat ging gebeuren. Hadden ze dat kunnen, nee móéten weten? Ondanks alle uitspraken van Trump, ondanks de veelheid aan voortekenen, kon ik in elk geval niet geloven dat het daadwerkelijk zou gebeuren. Totdat het gebeurde. Een veel interessantere vraag is wat Trump en zijn aanhangers beweegt om te doen wat ze doen.

Wat er omgaat in de hoofden van deze mensen, ik weet het niet. Ik weet ook niet of ik het zou willen weten, of ik rond zou willen kijken in de donkere krochten van hun gedachten. Wat ik wel weet, is dat er veel onbegrip is, woede zelfs. De Trumpaanhangers zien hun acties als legitiem, noodzakelijk zelfs, ze zijn bereid alles te doen om hun doel te bereiken. Als we niet kijken naar wat hen drijft, wat hen zo heeft gemaakt, zal het probleem niet verdwijnen. Dan kan er zo maar weer een Trump president worden, dan kan het zomaar zijn dat er weer een bestorming plaatsvindt, of dat er daadwerkelijk een burgeroorlog losbarst.

Als we niet leren van de geschiedenis, zijn we gedoemd haar te herhalen. Dat zou nog het meest verbijsterend zijn.